Ze is verdrietig.
Compleet met pruilende lip en waterige ogen.
Mare moet een bril en ze vind er geen klap aan. Dat is duidelijk.
Ik probeer het ijs te breken, maar ze gunt me geen blik waardig.
Brillen zijn stom.
Ze zal de enige zijn in de klas.
Anderen zullen om haar lachen.
Ze is al in een andere winkel geweest om brillen te passen, maar haar stemming is er niet beter op geworden. Mare wil en kan er niet aan wennen. Dus heeft ze tegen haar moeder gezegd: “Alleen maar passen, mam! We gaan geen bril kópen!”
Ik vraag naar haar lievelingskleur. Roze. Maar paars mag ook. We passen wat monturen, maar enthousiast wordt ze nog niet. Wel doet ze van lieve lee haar jas los en even later gaat die vervolgens helemaal uit.
Er lijkt een deurtje open te gaan.
Als ik een paarse bril laat zien met vlinders op de pootjes lijkt ze bijna te gaan lachen. Het gaat beter, maar ik blijf ergens tegenaan prikken …
Dan pak ik twee glaasjes in de sterkte die ze nodig heeft. Terwijl ik op mijn knieën ga zitten, vraag ik haar bij me te komen staan bij het raam. Grote gekleurde schilderijen hangen er in het plantsoen voor onze winkel. Terwijl ze dicht tegen me aanstaat kijkt ze er naar. Vervolgens houd ik de glaasjes voor haar ogen, -1 dpt en 1.50 dpt.
Ik haal ze weer weg.
Ze knippert even met haar ogen.
Ik houd ze weer voor en haal ze weer weg.
Ze kijkt me aan. Verrast!?
Ik doe haar een voorstel: “Als de juf nou op het bord gaat schrijven en het is niet duidelijk, dan pak je deze glaasjes uit je tas en hou je ze voor je ogen.”
Ze lacht en vind mijn suggesties duidelijk niet de slimste.
“Of we zetten deze glaasjes in die mooie bril met de vlinders, dan kun je ook alles goed zien.”
Het is oké. Terwijl ik met haar ouders de gegevens doorloop, speelt zij verstoppertje in de winkel en ligt ze even later op haar rug naar de gekleurde lampjes onder de balie te kijken.
De volgende dag krijg ik bovenstaand allerliefste mailtje van moeder en dochter en ik bedenk me weer eens: “Heb ik niet het allerleukste vak van de wereld?”